De Bergstraat : bevolkingsregisters 1848-1857 en 1857-1867
(deel 4)
De weduwnaar Jan Baptist VAN NUFFEL ç°1869) woont in 139. Hij overlijdt in 1850. Zijn dochter Joanna (°1808) is mutsenmaakster. Zij vertrekt in 1854 naar Mechelen.
De nieuwe bewoners van nr. 139 zijn de vroedvrouw Catharina DE RIJCK (° Berlaar 1815) met twee kinderen. Niet voor lang, want dan komt de schoenmaker Jan Baptist WOUTERS (°1818), gehuwd met Joanna DOMS (°1815). Hij heeft een gast die bij inwoont.
Op nummer 141 woont de weduwe Verbunt, Marie Louise Joseph THARANGER (°Kapellen 1792). Zij is “fabricanster in tabak”. Na haar komt in het huis Jan Francis CATTERSEL (°Mechelen 1828), dokter in de medicijnen. De datum van aankomst of vertrek van de voorgang(st)er zijn niet vermeld. Cattersel is gehuwd met Philomena VAN HUMBEECK (°Berlaar 1835). Later zullen hun zoon, kleinzoon en achterkleinzoon eveneens dokter worden!
Ernaast, op nr. 142, hotel“De Oude Ketel”, vinden we herbergier-hotelhouder Eugene CALUWAERT (°1812), gehuwd met Maria Antonetta WIJNS, (°1814), met nog wat knechten en meiden. Onder de inwonenden (vaste hotelgasten?) vinden we de veearts August Godefroid VERELLEN (°Herentals 1826), rentenier Louis Jean Emile BISSCHOT, (°Antwerpen) oud 47 jaar, de schrijver Felix Maxime NEECKX, (°Herenthout 1832) en Josephus PATERNOTTE (°Mechelen 1818), “employeerder der accynzen”.
Nr. 143 is het Pleintje. Hier woont de herbergier Joannes DE CUYPER (°1802), gehuwd met Maria Sophia JENNIS, (°Westmeerbeek 1806). Zij overlijdt in 1846, hij in 1855. De kinderen verhuizen dan naar Meise.
Nr. 144 is ook een herberg. De waard is Jan Baptist DE HOEF (°1810). Zijn vrouw heet Maria BORREMANS (°Putte 1804). Hij is tevens landbouwer; ook zij hebben knechten en meiden.
De schoenmaker Jan Baptist WOUTERS (°1818) woont in nr. 146.
Nr.147 is bewoond door de rentenier Adriaan Fernand NIJS (°1769). Hij overlijdt in het jaar 1854. Zijn vrouw is Maria Elisabeth VAN CRICKINGE (°Rotselaar 1799).
Nr. 148 is de hoefsmid en herbergier Joannes Gualbertus BATENS (°1794), gehuwd met Juliana DE CUYPER (°1797). Hun dochter Eugenia hebben we reeds vermeld op nr. 125.
De bakker Paulus BRUYNDONCKX (°Beerzel 1818) sluit de rij op nr. 149bis. Hij kwam van nr. 131. Als gast had hij Ludovicus DOCKX (°Itegem 1827). Die arriveert in 1855 en vertrekt naar Morkhoven in 1857. Ludovicus is de zoon van Josephus DOCKX (°Itegem 1801) en Maria CLAES (°Grobbendonk 1801), welke huwden te Herenthout in 1826. De zoon van Ludovicus, Denis DOCKX zal jaren nadien naar de Bergstraat komen als bakker en zijn nazaten hebben de zaak er verder gezet.
Het volgend register gaat van 1857 tot 1867. Het eerste huis Pleintje is nr. 92. De Bergstraat gaat van 96 tot 141. Opnieuw Pleintje van 142 tot 147. We hebben nu 52 huizen.
In nr. 92 krijgen we nu de metser Joseph PEETERS (°Vorselaar 1813); gehuwd met Maria Theresia CAMBRE (°Herenthout 1815).
Het winkeltje van Catharina GIJSBRECHTS op nr. 95 wordt verder gezet door haar schoonzoon Josephus VAN DER VEKEN (°1824).
We krijgen een 97bis. Hier woont de koopman in hout Franciscus (GEENS °1831) met zijn echtgenote Joanna NIJS (°1833). Zij kwamen van Nijlen in 1864.
Franciscus VAN DER AUWERA (°1812) van nr. 98 is ondertussen getrouwd met Joanna DE PRETER (°1815). Zij overlijdt reeds in 1860.
In 98bis komt de onderwijzeres Francisca Adelia DONNEZ (°Grobbendonk 1828) samen met haar zuster Julia (°Grobbendonk 1836).
Een steenbakker woont in 101. Het is Cornelius VERTOMMEN (°Putte 1806); gehuwd met Josepha CALUWAERT (°1811).
Na hen komt hier Felix Maxim Carolus NEECKX. (°Herenthout 1832). Hij is notarisklerk en huwt Maria Theresia Philomena CALUWAERT (°1837). Zij zullen verhuizen naar nr. 149, Ouden God.
De volgende bewoner is Petrus Franciscus Theodoor CALUWAERT. Hij is geboren te Menen in 1821, kleermaker en gehuwd met Maria Josepha NAULAERTS (°1822).
De gebroeders LAMBRECHTS, Cornelius en Jan Francis, hoefsmeden, zijn nog steeds ongehuwd en wonen in nr. 102.
Jan Baptist ANTHONI van nr. 103. Zijn oudste zoon Franciscus Theophilus (°1850) overlijdt vroeg .Josephus Augustinus wordt geboren 1855. De derde zoon °1863 krijgt de naam van zijn overleden broertje. Helaas moeder overlijdt na de geboorte.
Petrus Josephus VERBEECK (°1810) en zijn broer Joannes (°1803) zijn beiden nog herbergier in de nrs. 103 bis en 104.
De molenmaker Cornelius JANSSENS woont nog steeds in 103 ter en de winkelier Petrus Joannes VAN DER HEYDEN in nr. 105.
In 106 krijgen we voor een korte tijd de rondleurder Thomas Benedictus Marien en zijn vrouw Victoria Anna HOBERHGS. Beiden te Lier geboren, respectievelijk in 1828 en 1830, zullen naar hun geboortestad terugkeren in 1866.
Nr. 106 bis wordt bewoond door de linnenwever Ludovicus VAN LOO (°1829) en zijn vrouw Carolina VERMEULEN (°1822).
De landbouwster Maria TORFS (°1809) woont met haar zoon Livinus TORFS (°1840) in het nr. 110.
De huisschilder Petrus Josephus VERBIST (°1807à en zijn vrouw Theresia WITTOCX (°1808) verhuizen van nr. 113 naar 126. Hun plaats in nr 113 wordt ingenomen door de zoon van de weduwe Laenen van nr. 100, Leander Lambertus Remisius (°1833). Hij is gehuwd met Bernardina WIJNS (°1839). Zij houden herberg, doch zullen verhuizen naar nr. 270.
Nr. 114 is bewoond door de landbouwer Josephus Jacobus VAN DEN BROECK (°1811), gehuwd met Theresia BRUYNDONCKX (°1815).
Naast hun, nog een landbouwer : Joannes DE HAES (°Berlaar 1790) en zijn vrouw Isabella BADTS (°Putte 1793). Dit is huisnummer 115.
Op het nr. 115 bis is nog een landbouwster gehuisvest, de weduwe Van den Broeck, Joanna DE RIJCK (°1790).
Petrus VEN (°1808), ongehuwd, is eveneens landbouwer en woont in nr.116.
De bode Louis ONSIA (°1827) huwt in 1859 Anna Elisabeth VAN NUFFEL en woont in 117.
Nr. 118 is de winkel van Catharina VERMAELEN (°1784), ongehuwd. Zij overlijdt in 1858 en wordt opgevolgd door Antonius VAN DER VEKEN (°1830) en zijn vrouw Anna Maria TIELEMANS (°1830), voordien wonend op den Berg.
Landbouwer Josephus DE CUYPER (°1814) en zijn vrouw Isabella SCHROYENS (°1816) wonen in 119. Hij overlijdt in 1863. De dagloner Petrus VERHAEGEN (°Schriek 1830) en zijn vrouw Maria Theresia VAN ATTENHOVEN (°1826) wonen er dan, doch na één jaar gaan ze naar Schriek. Landbouwer Petrus Joseph HENDRICKX (°1834) en zijn vrouw Theresia VERHAEGEN (°Schriek 1838) volgen hen op.
In 120 komen Joannes Franciscus LUYTEN (°1819) en zijn vrouw Maria Magdalena DIERCKX (°Putte 1824). Hij is “facteur van den brievenpost”. Voorheen woonden ze in het nr. 130.
De weduwe Van Eepoel, Dorothea DE BEUKELAER, woont in 124. Haar zoon, Petrus Josephus VAN EEPOEL (°1831), is schrijnwerker.
Josephus DE ROY (°1830) woont in 125 met zijn vrouw Eugenia BATENS (°1834). Hij is koopman in graan.
In nr. 125 bis huist Ludovicus HAULOY (°Brugge 1822). Hij is brigadier-veldwachter en gehuwd met de Heistse Rosalia DE CUYPER (°1831).
De draaier Ivo FRANS verhuist naar nr. 80 en nu vinden we de herbergier Jan Francis WIJNS (°1812) en zijn vrouw Rosa PAEPS in nr. 126. Zij verhuizen naar Merksem in 1859 en worden opgevolgd door de schilder Petrus Josephus VERBIST (°1807) en zijn vrouw Theresia WITTOCX (°1808), komend van nr. 113.
In 126 bis vinden we de gepensioneerde gendarme Josephus DEDIER (°Dendermonde 1787). Hij overlijdt in1861. Zijn weduwe Josephine DUPUIS (°Seneffe 1787) verhuist naar Brugge in 1866.
Franciscus WAEGEMANS (°Putte 1836) is de nieuwe bewoner. Hij is zager van beroep en gehuwd met Maria Catharina VERSCHUEREN (°O.L.V.Waver 1838).
Nr. 127 is de woonplaats van onze gendarmes. Weer staat er duidelijk “Bergstraat”, alhoewel dit o.i. de Oude Gendarmeriestraat moet zijn. De diverse gendarmen waren afkomstig van Dinant, St. Truiden, Luik, Eernegem, Kapellen (Brabant), Heist-aan-Zee, Bilzen en Brugge. Verscheidene worden omschreven als “gendarme te peerd”. Eén ervan, nl. Ferdinand GOFFART, zal na zijn op pensioenstelling in de Bergstraat blijven wonen.
Petrus VERSCHUEREN (°1803) is herbergier en woont in 128 samen met zijn broers Carolus VERSCHUEREN (°1808), wagenmaker, en Ambrosius VERSCHUEREN (°1812), landbouwer. Zij overlijden kort na elkaar : Carolus in 1860, Petrus en Ambrosius in 1863. Inwonend hebben we Ludovicus VAES (°1838) en eveneens wagenmaker. Als deze laatste in 1865 huwt, verhuist hij naar nr. 158.
De familie GEERAERTS woont in 129. Vader Joannes Dominicus is nu gepensioneerde griffier. Hij overlijdt in 1860. Zijn vrouw Theresia VAN DER AUWERA (°1786) was overleden in 1859. Zoon Josephus Francis GEERAERTS (°1824) is bediende van de Burgerlijke Stand, doch zal politiecommissaris worden. Zoon Amandus GEERAERTS (°1827) volgt zijn vader op als griffier. In 1863 huwt hij Catharina Justina JANSSENS (°Geel 1827).
De rentenierster Theresia LAUMANS (°1788) is ongehuwd en woont in nr. 131. Zij wordt opgevolgd door de hoefsmid Ludovicus BATENS, voorheen wonend in nr. 148, Ouden God.
In 1865 komen notaris Carolus Ludovicus DE BIE (°Koningshooikt 1830) en zijn vrouw Anna Catharina CEULEMANS (°Berlaar 1835) naar Heist op dit adres wonen. Hij was tevens gemeentesecretaris. De nazaten wonen nog steeds in de Bergstraat en dichte omgeving.
In nr. 133 woonde August PROOST. Hij was gemeentesecretaris, tevens inspecteur van het lager onderwijs. Na zijn benoeming als arrondissementscommissaris zal hij naar Mechelen verhuizen in 1865.
Franciscus GELUYKENS (°Berlaar 1810) en zijn vrouw Catharina PEETERS (°1822) woonden in nr. 134. Hij was rademaker. Zij verhuizen naar nr. 87bis en worden opgevolgd door Elisabeth CEULAERS (°Herenthout 1803), weduwe HANEGREEFS.
De landbouwer Josephus CEULEMANS (°Putte 1804) en zijn vrouw Maria JANSSENS (°Putte 1808) wonen in nr. 135. In 135bis vinden we Anna Catharina BREMS (°1808), weduwe VAN ROOSBROECK, landbouwster.
In 137 vinden we de winkelier Francis HEYLEN (°1783), gehuwd met Elisabeth CEULEMANS (°Schriek 1794). Hij overlijdt in 1858. Het gezin verhuist naar Itegem. De nieuwe bewoner van het huis in de Bergstraat is politiecommissaris Gommarus Ludovicus VAN HOOF (°1821) en zijn vrouw Maria Constancia (°Itegem 1824).
Rosa PREGALDINI en haar broer de glazenmaker Ivo PREGALDINI wonen samen in 138. Rosa, dan weduwe van Henricus VAN THIELEN (°Westmeerbeek 1809), huwt in 1858 de herbergier Petrus VERSCHUEREN en trekt bij hem in (nr. 128).
Als de schrijnwerker Petrus VAN LOOY (°1822) en zijn vrouw Carolina WIJNS (°Grobbendonk 1838) van nr. 139 verhuizen, worden zij opgevolgd door een andere schrijnwerker : Henricus VAN DEN BERG (°Bouwel 1830), gehuwd met Josephina DOCKX (°1830).
In 140 woont het gezin van schoenmaker Jan Baptist WOUTERS (°1818) en zijn vrouw Joanna DOMS (°1815.)
Dokter CATTERSEL woont nog steeds in nr. 141.
Met nr. 142 zitten we op ‘t Pleintje bij de hotelhouder Eugene CALUWAERT. Als hij overlijdt wordt hij opgevolgd door zijn schoonzoon Felix Marnix Carolus NEECKX (°Herenthout 1832), gehuwd met Maria Theresia CALUWAERT (°1837). Dit is “De Oude Ketel”. In feite is dit Bergstraat, doch in de register staat Pleintje. Inwonend wordt Joseph MOORKENS (°Herentals 1815) vermeld, notarisklerk.
Petrus Joseph BREMS (°1810) en zijn vrouw Maria Catharina WIJNS (°1816) hebben hun herberg in nr. 143.
Nr.144 is eveneens herberg. Het is deze van Jan Baptist DE HOEF (°1810) en zijn vrouw Maria BORRENS (°Putte 1804).
De landbouwer Franciscus BOESEMANS (°1795) woont in 145. Hij overlijdt in 1865.
In 146 vinden we Isabelle VAN ROY (°Berlaar 1791). Zij is de weduwe Goossens. Inwonend bij haar is er Angelina Virginia VAN BOXSTAEL (°Schellebelle 1836). Zij kwam van Oordegem in 1866.
Drie onderwijzeressen wonen in nr. 146bis : Juliana Maria DIERCKX (°Baarle-Hertog 1837), Maria Justina DE BIE (°Mol 1837) en Margareta Virginia VERELST (°Mechelen 1839).
In 1860 komen de landbouwer Joannes Franciscus VAN MENXEL (°Hulshout 1802) en zijn vrouw Alma Coleta HENS (°Berlaar 1819) van Itegem en vestigen zich in 146ter. De smid Josephus VAN VLASSELAER (°1820) en zijn vrouw Joanna VAN LEEMPUT (°1821) volgen hen op.
Vanaf nr. 147 ziiten we op Landeken, dat buiten, het bestek van deze bijdrage valt.
Willy Grant (+)